JAN TOOROP. VERNIEUWER VAN DE KUNST 1880-1900
Brussel: doorbraak modernisme (1880-1900)
Nederland lag in de tweede helft van de 19de eeuw niet in de voorste linie’s van de ontwikkelingen in de kunst. De kunstenaars van de Haagse School schilderden er decennialang hun atmosferische impressies van Nederlandse waterlandschap. Mooi, oogstrelend, maar ook braaf en conventioneel. Het onderwijs aan de Rijksacademie was nog geheel academisch georiënteerd. Weliswaar waren Vincent van Gogh en Kees van Dongen naar Parijs getrokken, maar hun werk bleef in het vaderland voorlopig nog onbekend. In deze jaren tachtig van de 19de eeuw voerden donkere, bruine tonen nog steeds de boventoon in het werk van de Amsterdamse impressionisten. De stormachtige ontwikkelingen in Parijs bleven grotendeels onbekend. In Brussel was de situatie totaal anders. Er was een levendige belangstelling voor de nieuw kunstopvattingen in Parijs. Het is daarom niet vreemd dat Jan Toorop in 1883 naar Brussel verhuisde. Hij werd er tot lid gekozen van de kunstenaarsgroep Les XX, een groep vooruitstrevende kunstenaars, waartoe ook James Ensor, Félicien Rops en Fernand Khnopff behoorden. De groep organiseerde tentoonstellingen waar ook het werk van de pointillisten als Paul Signac en Georges Seurat te zien was. Toorop had hun werk samen met Ensor in 1887 al in Parijs bewonderd. Direct nam Toorop deze nieuwe manier van schilderijen met gekleurde stippen over.
Het licht schilderen: pointillisme
Pointillisme, luminisme, divisionisme: allemaal termen voor een ongeveer vergelijkbaar fenomeen in de kunst: de geschilderde voorstelling opbouwen uit punten, vlekjes, stippen, streepjes verf. Vaak werden stipjes in complementaire kleuren direct naast elkaar geplaatst. Het idee, gebaseerd op toen vernieuwende inzichten over perceptie en de opbouw van licht, was dat onze hersenen die kleuren samenvoegen, en tot een nieuw kleurtint maken, als je het schilderij van enige afstand bekijkt. De schilderijen zouden daardoor lichter, helderder overkomen. De kunstenaars wilden op deze manier het licht vangen in hun voorstellingen. Met deze schilderijen had Toorop veel succes. Niet alleen Théo Van Rysselberghe werd door het pointillisme gegrepen; door Toorop werd deze manier van schilderen geliefd: J.J. Aarts, Johan Thorn Prikker, Leo Gestel, Jan Sluijters, Mondriaan schilderde kortere of langere tijd met streepjes of stippen in heldere, onvermengde kleuren.
Serene rust
Deze techniek was – het spreekt eigenlijk voor zich – buitengewoon arbeidsintensief. Ook Van Gogh experimenteerde er mee, maar was hiervoor te ongedurig en ongeduldig. Het beperkte zijn vrije, spontane manier van werken te veel. Het wetenschappelijk fundament van de kleurentheorie werd als te beperkend ervaren. Beweging, dynamiek laten zich niet vangen in met eindeloos geduld gezette puntjes. De totale indruk van een pointillistisch werk is daardoor nogal statisch. Maar dat gaf deze voorstellingen gelijktijdig wel een serene, rustige uitstraling. Iets waardoor het werk uitsteeg boven de weergave van een specifiek moment op een bepaalde plaats. Dat maakt de pointillistische schilderijen zo indrukwekkend. ‘Tijdloos’ zouden wij kunnen zeggen.
Tentoonstelling in Den Haag
Toorop was klaarblijkelijk zeer gesteld op deze manier van werken. Niet alleen in Brussel en Katwijk (ca. 1887-1893) paste hij de techniek veelvuldig toe, ook in de jaren circa 1897-1909 schilderde hij tientallen schilderijen opgebouwd uit streepjes of stipjes verf. Hij moet er veel succes mee hebben gehad. Op de tentoonstelling Jan Toorop die tot en met 29 mei in het Haags Gemeentemuseum zijn een groot aantal van zijn mooiste pointillistische schilderijen te zien. Reden om deze tentoonstelling niet te missen.