Praktische informatie cursus Op naar Rome
Een uitgebreid beschrijving van de cursus vindt u door naar beneden te scrollen tot onder de plattegrond van Rome.
De cursus wordt gegeven:
1. De Luifel Heemstede (donderdagmiddag)
2. De Bibliotheek Haarlem (dinsdagavond)
3. Museum De Zwart Tulp (woensdagavond)
3. Online via Zoom (dinsdagavond)

Locatie 1: De Luifel/Wij Heemstede, Herenweg, 2101 MP Heemstede
Data: 10-10-2024 | 17-10-2024 | 24-10-2024 | 07-11-2024 | 14-11-2024 | 28-11-2024 | 12-12-2024
Tijd: 14:30 – 16:30 uur met pauze (gratis koffie of thee)
Kosten: € 120,- | opgeven en betalen via de betreffende blauw knop hieronder

Locatie 2: De Doelenzaal – Bibliotheek Zuid Kennemerland, Gasthuisstraat 32, 2011 XP Haarlem
Data: 8-10-2024 | 15-10-2024 | 22-10-2024 | 5-11-2024 | 12-11-2024 | 26-11-2024 | 10-12-2024
Tijd: 19:30 – 21:30 uur met pauze (gratis koffie of thee)
Kosten: € 120,- | opgeven en betalen via de betreffende blauw knop hieronder

Locatie 3: Museum De Zwart Tulp Lisse, Grachtweg 2a. 2161 HN Lisse
Data: 16-10-2024 | 23-10-2024 | 6-11-2025 | 13-11-2024 | 27-11-2024 | 11-12-2024 | 18 -12-2024
Tijd: 19:30 – 21:30 uur
Kosten € 120 | opgeven en betalen via de betreffende blauw knop hieronder

Online via YouTube Live
Data: 10-10-2024 | 17-10-2024 | 24-10-2025 | 7-11-2024 | 14-11-2024 | 28-11-2024 | 12-12-2024
Tijd: 14:30 – 16:30 uur
Kosten: € 105,- | opgeven en betalen via de betreffende blauw knop hieronder
U krijgt de link een aantal dagen van tevoren toegestuurd. De lezingen zijn te volgen op een computer of een tablet.



Een gehavende stad
Vanaf het begin van de 16de eeuw kwam er een stroom op gang van Noord-Europese kunstenaars die naar Italië reisden, en vooral naar Rome. De kunstenaars wilden met eigen ogen de  antieke en moderne kunstwerken van Michelangelo en Rafaël zien. Ondanks oorlog, verwoestingen en aardbevingen hadden veel gebouwen de tand des tijds doorstaan, zoals het Pantheon, de Engelenburcht en een groot deel van het Colosseum. Kortom: voor de kunstenaars uit het noorden viel nog veel te bewonderen. Van het Forum Romanum was echter niet veel over. Daar graasden toen koeien en wat boven de grond uitstak werd vaak gesloopt voor het kostbaar bouwmateriaal.

Hendrick van Cleve III, Het Vaticaan met links de tuinen van het Belvedere en geheel rechts de Sint Pieter in aanbouw (detail)

De herontdekking van de antieke wereld
In de loop van de 16de eeuw veranderde er veel in de vervallen stad Rome. Een belangrijke rol hierin had Paus Julius II (1503-1513). De heropbouw van Rome kreeg zijn volle aandacht. Hij trok daarvoor veel kunstenaars aan. Eind 15de eeuw werd een bijzondere ontdekking gedaan: het Domus Aurea (gouden huis), het paleis van keizer Nero. Het lag onder de grond en was alleen bereikbaar via een gat in de grond. Michelangelo was  een van de eersten die afdaalde in de ‘grot’ en in vervoering raakte van de fresco’s en de beelden die hij daar zag. De fresco’s vond men schitterend en vormden een belangrijke inspiratie bron voor de renaissance kunst. Net zoals de ontdekking in 1506 van de de Laocoön. De ontdekking van deze beeldengroep was een sensatie. Julius II kocht het beeld en stelde het tentoon in het Vaticaan.

Johannes Lingelbach, Kermis op het Campo Vaccino (het Forum Romanum), 1653 (detail)

Reizen naar Rome
In deze bijeenkomst geeft Emmelie een beeld van de ontwikkeling in de stad Rome en de ontdekking van overblijfselen van de antieke wereld in de zestiende eeuw. Daarnaast schetst zij de reis die Noord-Europese kunstenaars aflegden om in te Eeuwige Stad de komen, met alle ongemakken, gevaren en hindernissen onderweg


‘Expressief, theatraal en vernieuwend’, zo wordt het werk van Maarten van Heemskerck (1498 – 1574) aangekondigd in de drie tentoonstellingen die dit najaar aan deze Haarlemse meester zijn gewijd. Zijn verblijf in Rome is van doorslaggevende betekenis geweest voor zijn artistieke ontwikkeling.

Verblijf in Rome 1532-1537
Maarten van Heemskerck was al een gerespecteerd kunstenaar in Haarlem toen hij in 1532 naar Rome vertrok om zijn horizon te verbreden. Met niet aflatende ijver liep de kunstenaar de plaatsen af waar de overblijfselen van de Oudheid voor het oprapen lagen. Het ene na het andere schetsboek werd gevuld met tekeningen van de in vervallen staat verkerende bouwwerken, de opgegraven klassieke beelden en de particuliere verzamelingen van oudheden. Zijn Romeinse schetsboeken waren deze zomer te zien op een tentoonstelling in het Berlijnse prentenkabinet.

Klassieke motieven in de prentkunst
Van Heemskerck was een van de eerste kunstenaars in Nederland die op professioneel niveau gebruik maakte van de prentkunst. Hij liet de tekeningen die hij in Rome had gemaakt door professionele graveurs in prent brengen. De klassieke motieven in zijn prenten van na 1537 hadden grote invloed op de verspreiding van het klassieke ideaal.


Theorie van de kunst
In de tweede helft van de zestiende eeuw werd in Rome de Accademia di San Luca opgericht. Gelijktijdig gaan ambitieuze kunstenaars zich intensief bezighouden met theoretische bespiegelingen over de kunst. Dit sluit aan bij de ambitie om de beeldende kunst te verheffen tot een vrije kunst, verheven boven een uitvoerend ambacht. Het streven naar emancipatie van de beeldende kunst als vrije kunst leidde tot regels waaraan ‘ware’ kunst diende te voldoen. De belangrijkste daarvan is dat kunst een geïdealiseerde werkelijkheid moest weergeven. Het onderwijsprogramma van de Accademia di San Luca – opgericht in 1593 – was hierop toegesneden. Andere kunstacademies in Europa volgden dit onderwijsmodel op de voet.

De worstelaars. In 1583 in Rome ontdekt. Het beeld bevindt zich nu in de Uffici in Florence. Op de achtergrond nog een detail van de Venus de' Medici.
De worstelaars. In 1583 in Rome ontdekt. Het beeld bevindt zich nu in de Uffizi in Florence. Op de achtergrond nog een detail van de Venus de’ Medici.

Ideale schoonheid uit de grond
In tweede helft van de zestiende en vroege zeventiende eeuw werden talloze beelden uit de Romeinse oudheid opgegraven of (her)ontdekt. Enkele van die beelden veroorzaakten een ware sensatie in de kunstwereld, zoals de imposante Hercules Farnese en de ontdekking in 1583 van de Worstelaars. Kunstenaars beschouwden deze beelden als de belichaming van absolute schoonheid en het ideale voorbeeld voor de menselijke figuur. Honderden, misschien wel duizenden kunstenaars trokken naar de eeuwige stad om deze beelden met tekenstift en passer in de hand te bestuderen, op te meten en na te tekenen. Op die manier hoopten zij de geheimen van ideale schoonheid van het klassieke beeld te ontrafelen.

Anton Goubau, Tekenaars bij klassieke beelden. KMSKA - Antwerpen  (detail).
Anton Goubau, Kunstenaars en leerlingen bestuderen klassiek, Romeinse beelden in een gefantaseerde omgeving (detail), 1662. Te zien zijn onder andere de Hercules Farnese en de Venus de’ Medici. Antwerpen, Koninklijke Museum voor Schone Kunsten

Klassieke canon
Dankzij afgietsels in pleister of brons, maar vooral door prenten en boeken werd de faam van deze antieke beelden over Europa verspreid. Deze beelden vormden samen met beelden van Michelangelo de canon en het fundament van een classicistisch ideaal, dat tot ver in de negentiende eeuw het kunstonderwijs bepaalde. Deze bijeenkomst gaat over de ontdekking van het “antieke’ en de rol daarvan in het traditionele onderwijs aan de kunstacademies. De schoonheid van de oudheid gevangen in de regels van de kunst. “La grande maniera” kan een kunstenaar leren.  



Caspar van Wittel (Caspare Vanvitelli), Piazza San Pietro, Rome (detail), 1705, Wenen, Kunsthistorisches Museum

Rome in opbouw
In de 17de eeuw gingen er nog veel meer kunstenaars naar het zuiden, dan in de 16de eeuw. Ze gingen niet meer alleen voor de studie van de oudheid en de eigentijdse kunst, maar ook voor de zon, het kunstenaarsleven, de vrijheid en het landschap. Ook zij trokken te voet  van herberg naar herberg, bleven soms langere tijd om te werken voor een plaatselijke kunstenaar. In de 17de eeuw werd Rome groter en welvarender. Talloze paleizen en kerken verrezen en oude gebouwen werden gerestaureerd en verfraaid. Dat betekende veel werk voor kunstenaars, ook voor de buitenlanders.

Inwijdingsritueel bij de Bentveughels
Willem Doudijns (toegeschreven aan -), De inwijding van een nieuw lid van de Bentvueghels in Rome, ca. 1660 (detail)

Bentvueghels, italianisanten, caravaggisten en bamboccianten
De Nederlandse schilders verenigden zich in een gezelligheidsvereniging de Bentvueghels, die heeft  bestaan van ca 1620 tot 1720. In die 100 jaar zijn er wel 480 kunstenaars lid van geweest. Behalve schilders waren dat ook tekenaars, graveurs, beeldhouwers, edelsmeden en dichters. De onderwerpen van de schilders waren italianiserende landschappen met antieke ruïnes en mythologische, bijbelse of genre taferelen. Er was ook een groep uit Utrecht afkomstige kunstenaars die zich liet inspireren door het werk van Caravaggio, de caravaggisten. Eenmaal in Utrecht teruggekeerd hebben zij grote invloed op de Nederlandse kunst gehad. Weer andere kunstenaars schilderden scènes uit het volksleven in Rome. Zij werden naar Pieter van Laer, die de bijnaam Bamboccio had, bamboccianten genoemd.

Pieter van Laer (bijgenaamd Bamboots), Flaggellanten in Rome, circa 1635 (detail).

Reisgidsen
De reis vanuit de Nederlanden naar Italië was niet minder zwaar dan in de 16de eeuw, maar er was wel veel meer informatie te krijgen dankzij de  reisgidsen die verschenen.  Hierin werd informatie gegeven over de routes die men kon nemen, de logementen, het vervoer. Ze gaven toeristische tips, maar ook praktische informatie over de verschillende steden en streken. En heel belangrijk  over geld, nl de waarde van de verschillende muntsoorten die in omloop waren.


De jonge adel op pad
De magnetische aantrekkingskracht van Italië, met name Rome, bereikte in de loop van de 18de eeuw een hoogtepunt. Robert Lassel’s The Voyage to Italy uit 1670 vormde een basis reisgids voor de reiziger naar ItalIë: de Grand Tourists. Dit waren veelal milords, adelijke adolescenten. De schrijver Dr. Samuel Johnson, die zelf nooit in Italië is geweest, merkte op: “Een man die niet in Italië is geweest, is zich altijd bewust van een minderwaardigheid omdat hij niet gezien heeft wat een man behoort te zien.” De toename van de reiskoorts was zo intens dat er in tweede helft van de 18e eeuw meer dan tienduizend toeristen Italië doorkruisten. Ook in deze eeuw was een Italiëreis voor kunstenaars in opleiding een ‘must’.

Nathaniel Dance -Holland, Groepsportret van James Grant, John Mytton, Thomas Robinson en Thomas Wynne tijdens hun Grand Tour, 1769 (detail)

Vrouwen op Grand Tour
Overigens reisden er ook dames naar Italië en Frankrijk. Vaak als metgezel van hun echtgenoot, maar soms ook alleen met hun bedienden. Velen keken vol bewondering naar de nieuwste opgravingen in Italië. Een enkele dame ontvluchtte Engeland onder het mom van een Grand Tour, ter voorkoming van een schandaal. Dit gold bijvoorbeeld voor society beauty Georgina Cavendish, hertogin van Devonshire, die in Frankrijk beviel van een onwettige dochter.

Giovanni Panini, De schatten van het oude Rome. Dit schilderij van een denkbeeldige ‘souvenirs’ winkel is besteld door Graaf De Stainville, de latere hertog van Choiseul, hier afgebeeld met een reisgids in de hand. 1757 (detail).

Souvenirs 
Britse Grand Tourists lieten zich als bewijs van hun reis in Italië portretteren, bij voorkeur door Pompeo Batoni. Naast een dikke portemonnee moest de Grand Tourist ook beschikken over zeeën van tijd want een dergelijke reis nam soms jaren in beslag. Naast de kosten voor verblijf waren er dan ook nog aanzienlijke uitgaven voor ‘souvenirs’ voor hun vorstelijke woningen in Engeland. Om aan deze vraag te voldoen ontstond er een nieuwe, florerende kunstmarkt waarvan vele kunstenaars profiteerden. Was het een en al zonneschijn? Nee, na een verblijf van weken tot maanden in Italië veranderde de reiskoorts in een afkeer tegen alle ongemakken en werden menigeen ‘ziek van alle bezienswaardigheden’. 


Ware stijl
De cultus van het antieke bereikte in de late 18de eeuw een hoogtepunt. Men bouwde voort op de theoretische basis van de kunst die in de 17de eeuw was gelegd voor de “ware stijl”. De verspreiding van het klassieke ideaal werd gevoed door de enorme groei van het aantal kunstacademies in Europa in de loop van de achttiende eeuw. De “ware stijl” is onlosmakelijk verbonden met de ideeën van de Verlichting, waarin het zoeken naar universele (natuur)wetten en de ratio centraal stond. In het laatste kwart van de 18de eeuw belichaamden de Grieks-Romeinse beelden en bouwkunst het idee van eeuwige schoonheid.

Johann Zoffany, Leden van de Royal Academy bezig met het opstellen van een naaktmodel, 1771-72

Rome als openluchtschool
Was Rome, in tegenstelling tot Parijs, in de 18de eeuw niet meer het centrum van de kunsten, de rol van Rome als openluchtschool voor kunstenaar bleef onverminderd belangrijk. Zo schreef de vaandeldrager van het het classicisme, Johann Winckelmann, auteur van Geschichte der Kunst des Alterums: “Rome is de hogeschool voor de hele [kunst]wereld. […] Ik ben er ook door gezuiverd.” Winckelmanns beschrijvingen van de Grieks-Romeins beelden inspireerde talloze kunstenaars en liefhebbers. De regels van de kunst van de oudheid werd een ware doctrine, een credo waaraan iedere kunstenaar diende te voldoen om de ultieme schoonheid te bereiken: Edele eenvoud.

Hubert Robert, Kunstenaar aan het werk in het Capitolijns Museum, ca. 1763

Capitolijns Museum
Een belangrijke gebeurtenis voor de kunst was de opening van het Capitolijns Museum in 1734. Het werd de ultieme plaats waar kunstenaars zich door het natekenen van klassieke Romeinse sculptuur konden oefenen in de ware kunst. Met hun kopieën kon de jonge garde in de Concorsi Clementini meedingen naar prijzen en roem. Voor Winckelmann en zijn tijdgenoten was er maar één weg naar grootsheid: door het antieke te imiteren.


De stad verbeeld
In de tweede helft van de 18de eeuw was de verbeelding van Rome met zijn kerken, pleinen, fonteinen, en de ruïneuze restanten van Romeinse gebouwen ongekend populair in de schilderkunst. Het zijn panorama’s van de stad waarin werkelijkheid en fantasie veelal door elkaar lopen. Het werk van  Giovanni Pannini en Hubert Robert toont op een overweldigende manier de grootsheid van de Eeuwige Stad. In deze werken lopen feit en fictie, naadloos in elkaar over. In de kunstgeschiedenis staan deze weergaloze, romantische fantasieën bekend als capriccio’s.

Hubert Robert, Fantasie gezicht van de Grande Galerie van het Louvre als ruïne (detail), 1796, Parijs, Louvre

Van veduta naar stadsgezicht
De eerste vedute, stadpanorama’s van Rome werden begin 18de eeuw geschilderd door uit Nederland afkomstige Caspar van Wittel. Topografische nauwkeurigheid was voor hem de belangrijkste toetssteen. Voor de Romeinse gezichten van Giovanni Panini, Hubert Robert, Piranesi en Thomas Cole, speelde dat veel minder: die brachten de monumenten groots en meeslepend in beeld. Rond 1800 gaan kunstenaars voor het eerst daadwerkelijk buiten schilderen. Dat verandert alles. De meest indrukwekkende schilders van de generatie 1800-1830 waren de Franse schilders Camille Corot, Marius Granet en Pierre-Henri de Valenciennes. Zij volgden het zichtbare  op de voet, zonder de bombastische, romantische overdrijving van de oudere generatie van Robert en Pannini. Toch zijn het geen “droge” afbeeldingen van de werkelijkheid, want een gevoel van verlangen, heimwee en melancholie doordesemt hun werk. Uit iedere penseelstreek spreekt hun liefde voor Rome.

Henri de Valenciennes, Gezicht op rome, Cleveland Museum of Art, Cleveland
Pierre-Henri de Valenciennes, Gezicht op Rome (detail), niet gedateerd, Cleveland, Cleveland Museum of Art